De Toverberg (1924) brengt de Europese elite in beeld aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, de donderslag waarmee de roman eindigt. Voor Thomas Mann vormde deze lijvige roman, begonnen na een bezoek aan zijn vrouw Katia die kuurde in Davos, de terugkeer naar de literatuur. De terugkeer ook, na een tijd van politieke essays, naar de liefde en het lichaam.
Lees mijn recensie van de nieuwe Nederlandse vertaling van Thomas Manns roman op athenaeum.nl.
dinsdag 11 december 2012
woensdag 5 december 2012
Nabokov en Mann
Nabokov rekende Thomas Manns werk tot “thematische troep
ofwel wat door sommigen wordt aangeduid als ideeënliteratuur (…) die in enorme
blokken gips voorzichtig van tijdperk naar tijdperk wordt overgebracht”. Wat je
bij het lezen van De Toverberg opvalt, is juist de rijke, zintuiglijke stijl
van Thomas Mann: in de sfeervolle herinnering aan de jeugd van Hans Castorp, in
het gloedvolle verlangen naar de geheimzinnige Russische schone Klavdia Chauchat,
in de liefdevolle ironie waarmee Thomas Mann zijn figuren beschrijft. Een
voorbeeld daarvan is het hoofdstuk Afgeslagen aanval. Dat gaat over Hans
Castorps oom, de gedisciplineerde consul James Tienappel. Die is vastberaden
vertrokken en wil zijn neef zo snel mogelijk terug naar het laagland halen.
Maar op de Toverberg verliest hij al snel zijn evenwicht:
(…) op zondagavond, na het
souper, in de hal, had de consul, dankzij een gedecolleteerde, met pailletten
versierde zwarte japon die ze droeg, de ontdekking gedaan dat mevrouw Redisch
borsten bezat, matblanke, stevig samengeperste vrouwenborsten waarvan de gleuf
tamelijk ver zichtbaar was geweest, en deze ontdekking had de rijpe en keurige
man tot in het diepst van zijn ziel aangegrepen en in vervoering gebracht,
alsof het hier om een volledig nieuwe, onvermoede en ongehoorde ontdekking
ging.”
James Tienappel is echter genoeg bij zinnen om te doen wat
Hans Castorp naliet: hij kiest het hazenpad en is op een ochtend in alle
vroegte vertrokken naar Noord-Duitsland.
Abonneren op:
Posts (Atom)